All posts by roos_dick

Bedragen uurloongrenzen jeugd-LIV 2020

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de onder- en bovengrenzen van de bandbreedte van het uurloon voor de toepassing van het jeugd-LIV voor het jaar 2020 vastgesteld.

 Leeftijd op 31-12-2019  ondergrens  bovengrens
 20 jaar  € 8,30  € 10,29
 19 jaar  € 6,23  €   9,24
 18 jaar  € 5,19  €   6,93
Bron: Ministerie van Sociale Zaken | besluit | Staatscourant 2020, Nr. 32048, nr. 2020-0000070391 | 25-06-2020

Geen differentiatie in tarief overdrachtsbelasting

De Tweede Kamer heeft in 2019 het kabinet gevraagd om onderzoek te doen naar de invoering van een gedifferentieerd tarief in de overdrachtsbelasting. Starters op de woningmarkt zouden moeten worden vrijgesteld en beleggers zouden vanaf de derde woning met een hoger tarief te maken moeten krijgen.

De staatssecretaris van Financiën heeft de onderzoeksrapporten naar de Tweede Kamer gestuurd.

Voor het onderzoek is een starter gedefinieerd als een natuurlijke persoon die voor het eerst een woning verkrijgt. Een belegger is gedefinieerd als een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die op het moment van de verkrijging van een woning al twee of meer woningen heeft. Starters worden vrijgesteld van overdrachtsbelasting, terwijl beleggers 6 of 10% overdrachtsbelasting gaan betalen.

Volgens de onderzoekers heeft differentiatie van de overdrachtsbelasting slechts een beperkt effect op de woningmarkt. De redenen hiervoor zijn dat beleggers de hogere overdrachtsbelasting eenvoudig kunnen ontwijken, beleggers en starters elkaar alleen in bepaalde gebieden beconcurreren en beleggers in sommige regio’s de hogere kosten kunnen doorberekenen in de huurprijs. De differentiatie van de overdrachtsbelasting is niet tot nauwelijks uitvoerbaar omdat niet met zekerheid kan worden vastgesteld of een koper een starter of een belegger is.

Er is onderzocht of andere definities een mogelijke differentiatie van de overdrachtsbelasting kunnen verbeteren. Dat lijkt niet het geval te zijn.

De structurele problemen op de woningmarkt worden veroorzaakt door een te beperkt aanbod van woningen. Differentiatie van de overdrachtsbelasting lost dat niet op.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2020-0000101638 | 25-06-2020

Kamervragen pakket aanvullende fiscale maatregelen

De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen over het pakket aanvullende fiscale maatregelen in verband met de coronacrisis beantwoord. De vragen hebben betrekking op de volgende onderwerpen:

  1. Gebruikelijk loon
  2. Urencriterium
  3. Werkkostenregeling
  4. Fiscale coronareserve
  5. Betaalpauze voor hypotheekverplichtingen

1. Gebruikelijk loon

De staatssecretaris heeft goedgekeurd dat het gebruikelijk loon in 2020 bij omzetdalingen lager mag zijn. De verlaging moet evenredig zijn aan de omzetdaling in de eerste vier maanden van 2020 ten opzichte van de eerste vier maanden in 2019. De goedkeuring is gebonden aan voorwaarden. De rekening-courantschuld van de dga en het aan hem uitgekeerde dividend mogen niet toenemen. Als het loon van de dga feitelijk hoger is dan het goedgekeurde verlaagde gebruikelijk loon geldt dat hogere loon. Het gebruikelijk loon mag niet worden verlaagd voor zover de omzet in 2019 of 2020 beïnvloed is door andere bijzondere oorzaken dan de coronacrisis. Toepassing van de goedkeuring is niet afhankelijk van de absolute hoogte van de omzet. De staatssecretaris wijst erop dat de tijdelijke goedkeuring voor het verlagen van het gebruikelijk loon ook in 2009 en 2010 is toegepast en zijn nut heeft bewezen.

2. Urencriterium

Een van de maatregelen is een versoepeling van het urencriterium voor zelfstandige ondernemers. In de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 worden zij geacht ten minste 24 uren per week aan hun onderneming te hebben besteed. Deze regeling geldt ook voor ondernemers die tijdelijk in loondienst gaan werken. De goedkeuring bevat een aantal criteria die zien op een ondernemer die seizoensgebonden werkzaamheden verricht. Er dient een piek te zijn in het aantal uren dat de ondernemer gewoonlijk aan zijn onderneming besteedt in de periode van 1 maart tot en met 30 september. Tevens moeten zijn werkzaamheden seizoensgebonden zijn. Volgens de staatssecretaris is het aan de ondernemer om te beoordelen of hij aan deze criteria voldoet. Als dit het geval is, kan hij bij het indienen van zijn aangifte inkomstenbelasting 2020 aangeven of hij aan het urencriterium voldoet, met inachtneming van deze goedkeuring.

3. Werkkostenregeling

De vrije ruimte in de werkkostenregeling voor de eerste € 400.000 van de loonsom is voor 2020 verhoogd van 1,7 naar 3%. Alle werkgevers profiteren van de verruiming van de vrije ruimte. De verruiming is bedoeld om werkgevers die daar de financiële ruimte voor hebben de mogelijkheid te bieden om hun werknemers extra tegemoet te komen.

4. Fiscale coronareserve

De fiscale coronareserve is een mogelijkheid om al in de aangifte over 2019 rekening te houden met een verwacht verlies over 2020. De reserve kan niet groter zijn dan het verwachte coronagerelateerde verlies in het jaar 2020. Ondernemers die gebruik willen maken van de fiscale coronareserve krijgen niet te maken met een verzwaarde bewijslast. De ondernemer moet aannemelijk kunnen maken dat hij recht heeft op de fiscale coronareserve zoals hij die in zijn aangifte vennootschapsbelasting over 2019 heeft opgenomen. De reserve valt in het jaar 2020 verplicht vrij in de winst. Vorming van de reserve betekent een liquiditeitsvoordeel voor de ondernemer door verlaging van de verschuldigde vennootschapsbelasting over 2019. In het kader van de mogelijkheden van de vorming van een fiscale coronareserve en verliesverrekening is gevraagd naar verlenging van de termijn voor toepassing van de middelingsregeling. De staatssecretaris vindt de termijn van drie jaar na de vaststelling van de definitieve aanslag inkomstenbelasting over het laatste middelingstijdvakjaar voldoende.

5. Betaalpauze voor hypotheekverplichtingen

Wanneer een belastingplichtige met de bank een betaalpauze voor de hypotheekverplichtingen overeenkomt, stelt de bank vast of sprake is van betalingsproblemen als gevolg van de coronacrisis en of een betaalpauze de meest aangewezen oplossing is. Een dergelijke vaststelling ontbreekt bij een lening die bij een ander dan een aangewezen administratieplichtige is aangegaan. Daarom geldt als aanvullende voorwaarde dat er sprake moet zijn van een terugval in arbeidsinkomen als gevolg van de coronacrisis van ten minste 20% over een periode van drie aaneengesloten kalendermaanden. Voor een lening waarop de fiscale aflossingseis niet van toepassing is, heeft een betaalpauze geen ongewenste fiscale gevolgen en geldt geen tegemoetkoming. Het enige gevolg van het op een later moment betalen van rente is dat het aftrekmoment kan verschuiven. Indien de niet-betaalde rente niet rentedragend is geworden, is de rente aftrekbaar op het moment van betaling.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2020-0000111321 | 25-06-2020

Ontslag met wederzijds goedvinden

In het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat een overeenkomst, waarmee een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, alleen geldig is als deze schriftelijk is aangegaan. Bij discussie over de vraag of een arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd moet dus beoordeeld worden of er een overeenkomst is en of is voldaan aan het vormvoorschrift van schriftelijke vastlegging.

Een procedure bij de kantonrechter ging over de vraag of een arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden was beëindigd. Volgens de kantonrechter is het vormvoorschrift van schriftelijke vastlegging ondergeschikt aan de vraag of partijen daadwerkelijk een overeenkomst tot wederzijdse beëindiging van de arbeidsovereenkomst hebben bereikt. De kantonrechter stelde vast dat aan het schriftelijkheidsvereiste was voldaan in de vorm van een brief van de werkgever waarin stond dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden werd ontbonden.

Aan het tot stand komen van de overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst stelt de wet geen vormvoorschriften. Er moet sprake zijn van een aanbod om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, welk aanbod door de wederpartij is aanvaard. Onder verwijzing naar het arrest Grillroom Ramses II van de Hoge Raad uit 2005 oordeelde de kantonrechter dat de werkgever schriftelijk een aanbod aan de werknemer heeft gedaan om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Uit het feit dat de werknemer vervolgens met de nieuwe werkgever tot overeenstemming is gekomen en daar op 1 juli 2019 daadwerkelijk in dienst is getreden en zonder protest de bedrijfseigendommen van de oude werkgever heeft ingeleverd, mocht de oude werkgever afleiden dat de werknemer de arbeidsovereenkomst als beëindigd beschouwde en het aanbod tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden heeft aanvaard. Daarmee is een overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden tussen werknemer en werkgever tot stand gekomen. Dat betekende dat de werknemer geen recht had op de transitievergoeding of op de gevorderde gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBDHA20205309, 8012879 RP VERZ 19-50514 | 25-06-2020

Kamervragen fiscale coronamaatregelen

De staatssecretarissen van Financiën hebben Kamervragen beantwoord die door de vaste commissie voor Financiën zijn gesteld over de fiscale maatregelen ter bestrijding van de coronacrisis.

Een van de onderwerpen betreft wanneer en in welke situaties een verzuimboete wordt teruggedraaid en of een verzuimboete alleen vervalt voor ondernemers die uitstel van betaling hebben aangevraagd. Bij het opleggen van naheffingsaanslagen omzetbelasting wordt een betalingsverzuimboete opgelegd. De boete wordt vernietigd nadat de ondernemer bijzonder uitstel van betaling heeft gekregen. Bij het opleggen van naheffingsaanslagen loonheffingen legt de Belastingdienst geen betalingsverzuimboete op als de aangifte is ingediend. Als een ondernemer geen uitstel van betaling heeft gevraagd, geldt de versoepeling voor betaalverzuimboeten in beginsel niet. Als een ondernemer niet tijdig heeft kunnen betalen als gevolg van de coronacrisis, maar ten tijde van de ontvangst van de naheffingsaanslag geen nader uitstel van betaling nodig heeft, wordt de betaalverzuimboete vernietigd mits de naheffingsaanslag op tijd is betaald.

De staatssecretarissen merken op dat een ondernemer bezwaar kan maken tegen een opgelegde betaalverzuimboete, ook als hij geen uitstel van betaling heeft gevraagd.

Het wetsvoorstel dat excessief lenen bij de eigen vennootschap moet tegengaan is in september 2018 aangekondigd en nu ingediend bij de Tweede Kamer. Het was de bedoeling om dit wetsvoorstel per 1 januari 2022 in werking te laten treden. In verband met de coronacrisis wordt de inwerkingtreding uitgesteld tot 1 januari 2023. Op basis van de op 31 december 2023 aanwezige schulden aan de vennootschap wordt het fictieve reguliere voordeel berekend dat als inkomen uit aanmerkelijk belang in de heffing wordt betrokken.

De staatssecretarissen zijn niet bereid om voor de horecasector extra fiscale maatregelen te nemen zoals het tijdelijk verlagen van de btw. Ook komt er geen specifieke vrijstelling voor schenkingen aan mkb-ondernemers of een andere specifieke groep.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2020-00001014002020-0000101400 | 18-06-2020

Verkorting maximale betaaltermijn

De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat heeft in een brief aan de Tweede Kamer laten weten dat zij een wetsvoorstel aan het voorbereiden is om de maximale betaaltermijn voor betalingen van grote ondernemingen aan mkb-ondernemingen terug te brengen van 60 naar 30 dagen. Een aantal grote bedrijven heeft in verband met de coronacrisis eenzijdig de afgesproken betaaltermijn opgerekt. De betrokken bedrijven zijn daarop door het ministerie aangesproken. Volgens de staatssecretaris maakt de huidige situatie duidelijk dat mkb-ondernemers beter beschermd dienen te worden tegen onredelijk lange betaaltermijnen.

Mkb-ondernemers maken wanneer de afgesproken betaaltermijn wordt overschreden te weinig gebruik van juridische invorderingsmiddelen, zoals het vorderen van de wettelijke handelsrente.

De bedoeling is dat het wetsvoorstel voor het herfstreces ter internetconsulatie wordt aangeboden.

Bron: Ministerie van Economische Zaken | publicatie | DGBI-O / 20113251 | 18-06-2020

Uitstel invoering nieuwe btw-regels e-commerce

De Europese Commissie wil de invoering van nieuwe btw-regels voor e-commerce met zes maanden uitstellen. Deze nieuwe regels vereenvoudigen de btw-heffing op grensoverschrijdende internetverkopen van goederen en diensten aan consumenten. Onder de nieuwe regels zal de btw worden geheven in het land van bestemming en gelden gelijke concurrentievoorwaarden voor bedrijven binnen en buiten de EU. Voor de handel van buiten de EU zal de heffing in veel gevallen verschuldigd zijn door de platforms die betrokken zijn bij de verkoop. Op dit moment geldt in Nederland een btw-vrijstelling bij de invoer van goederen met een intrinsieke waarde van niet meer dan € 22 voor consumenten in de EU. Deze vrijstelling komt met de nieuwe regels te vervallen.

Voor de afdracht van de btw in EU-lidstaten waar zijn klanten zitten kan een ondernemer zich onder de nieuwe regels registreren en aangifte doen in één lidstaat. Deze lidstaat zorgt er voor dat de btw wordt doorgeleid naar de belastingdiensten van de andere lidstaten. Er komt eenzelfde éénloketsysteem voor de levering van goederen en diensten binnen de EU. Implementatie van het omvangrijke pakket aan maatregelen vergt veel van de IT-systemen van de belastingdiensten. Diverse lidstaten kunnen daarom de geplande inwerkingtreding per 1 januari 2021 niet garanderen.

De Belastingdienst onderzoekt op dit moment op welke manier en per welke datum het e-commerce pakket kan worden geïmplementeerd (inclusief bijbehorende IT-systemen). In antwoord op Kamervragen heeft de staatssecretaris van Financiën gezegd geen mogelijkheden te zien om de btw op Chinese pakketjes zoals gepland in te voeren per 1 januari 2021. Het IT-systeem van de Belastingdienst is per die datum niet gereed om de forse toename aan btw-aangiftes te kunnen verwerken.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2020-0000104565 | 18-06-2020

Tijdelijke Overbruggingsregeling Flexibele Arbeidskrachten gepubliceerd

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA) gepubliceerd. De TOFA is een vangnet voor mensen die door de coronacrisis een forse terugval hebben in hun inkomen maar geen aanspraak kunnen maken op WW, bijstand of een andere socialezekerheidsregeling.

Om in aanmerking te komen voor de TOFA moet aan de volgende criteria zijn voldaan:

  1. de werknemer heeft in februari 2020 ten minste € 400 loon ontvangen;
  2. de werknemer heeft in maart 2020 ten minste € 1 aan loon genoten;
  3. de werknemer was op 1 april 2020 achttien jaar of ouder maar had de AOW-leeftijd nog niet bereikt;
  4. de werknemer heeft in april substantieel inkomensverlies geleden ten opzichte van februari en in ieder geval minder dan € 550 verdiend.

De tegemoetkoming bedraagt € 550 bruto per maand. De TOFA moet worden aangevraagd bij het UWV.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | besluit | Staatscourant Nr. 31395, 2020-0000061136 | 18-06-2020

Tozo niet voor student-ondernemers

De staatssecretaris voor Economische Zaken en Klimaat heeft Kamervragen beantwoord over het openstellen van de Tozo-regeling voor student-ondernemers. De Tozo sluit aan bij de Participatiewet. Daarin is geregeld dat personen jonger dan 27 jaar geen recht hebben op algemene bijstand als zij aanspraak hebben op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000. Student-ondernemers zijn daardoor uitgesloten van de Tozo. De staatssecretaris is niet van plan om van de wettelijke regeling van de Participatiewet af te wijken. Dat zou betekenen dat een groot deel van de studenten met studiefinanciering aanspraak kan maken op algemene bijstand.

De staatssecretaris is van mening dat studenten die een beroep kunnen doen op studiefinanciering en ondernemers die voor hun inkomen volledig afhankelijk zijn van hun bedrijf geen gelijke gevallen zijn. Het aanbieden van een aanvullende bijstandsuitkering voor levensonderhoud aan studenten bovenop de studiefinanciering als tegemoetkoming voor het verlies van bijverdiensten als gevolg van de coronacrisis vindt de staatssecretaris niet gewenst.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | publicatie | 2020-0000066095 | 18-06-2020

Tegemoetkoming kosten eHerkenning

Diverse fracties in de Tweede Kamer hebben aangegeven dat het inlogmiddel waarmee bedrijven belastingaangifte doen kosteloos moet worden. De staatssecretarissen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën hebben onderzocht welke alternatieven daarvoor zijn. Volgens de staatssecretarissen is de meest voor de hand liggende optie een financiële compensatie op basis van de laagste prijs in de markt. Deze compensatie bedraagt ongeveer € 24 per jaar, waarbij niet meer dan één eHerkenningsmiddel per organisatie zal worden gecompenseerd. De compensatie zou moeten worden gekoppeld aan een nog in te voeren specifiek ‘eHerkenning Belastingdienst’ inlogmiddel. Met dit middel kan de ondernemer alleen belastingaangifte doen. De bij eHerkenning op niveau 3 behorende overige mogelijkheden ontbreken. Ondernemers die een bij alle relevante overheidsinstanties te gebruiken versie van eHerkenning hebben aangeschaft, kunnen deze downgraden naar ‘eHerkenning Belastingdienst’. De uitwerking en het online aanvragen van de compensatie kan in augustus van dit jaar gereed zijn. De compensatieregeling kent een looptijd van twee jaar.

Er zijn ongeveer 350 rechtspersonen die aangifte loonheffing en vennootschapsbelasting moeten doen maar niet zijn ingeschreven in het Handelsregister. Zij kunnen geen eHerkenning aanvragen. De Belastingdienst heeft deze organisaties gewezen op het gebruik van commerciële aangiftesoftware of van een fiscaal dienstverlener. De gefactureerde kosten hiervoor worden tot een maximum van € 450 vergoed. Het eerder geboden uitstel voor aangiften loonheffing wordt met één maand verlengd tot 1 augustus.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 18-06-2020