All posts by roos_dick

Verhoging uitkeringspercentage betaald ouderschapsverlof aangekondigd

De minister van SZW heeft een ontwerpbesluit, waarin de uitkering van betaald ouderschapsverlof wordt verhoogd van 50 naar 70% van het loon, naar de Tweede Kamer gestuurd. De voorlegging van het ontwerpbesluit geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven procedure van de Wet betaald ouderschapsverlof. De verhoging zal per 2 augustus 2022 worden doorgevoerd.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 07-03-2022

Box 3 en individuele en buitensporige last

Hof Amsterdam heeft onlangs uitspraak gedaan in een procedure over de belastingheffing in box 3 over de jaren 2015 tot en met 2018. Het hof heeft onderzocht of in die jaren voor de belanghebbende sprake was van een individuele en buitensporige last. Als dat het geval zou zijn, is dat in strijd met het recht op het ongestoorde genot van eigendom. Voor de jaren 2015 en 2016 heeft het hof onderzocht of de vermogensrendementsheffing van box 3 op stelselniveau in strijd is met het recht op het ongestoorde genot van eigendom. De Hoge Raad heeft in een arrest uit 2021 voor het jaar 2016 geoordeeld dat strijdigheid van de vermogensrendementsheffing op stelselniveau met dit recht niet tot vernietiging of verlaging van de aanslag kan leiden. Naar het oordeel van het hof geldt dit ook voor het jaar 2015.

Volgens een eerder arrest van de Hoge Raad over de vermogensrendementsheffing in 2013 en 2014 moeten bij de beoordeling of sprake is van een individuele en buitensporige last de gevolgen van de vermogensrendementsheffing worden bezien in samenhang met de gehele financiële situatie van de belanghebbende.

Daarbij moet ook in aanmerking worden genomen of een belastingplichtige een zodanig laag inkomen heeft, dat hij op zijn vermogen moet interen om de belasting te voldoen. Volgens de Hoge Raad kan de wetgever met een belasting naar inkomen geen heffing bedoelen waardoor de belastingplichtige op zijn vermogen moet interen om de verschuldigde belasting te kunnen voldoen. De Hoge Raad lijkt in een situatie waarin de vermogensrendementsheffing niet hoger is dan het werkelijke rendement op het vermogen geen ruimte te zien voor het oordeel dat zich een individuele en buitensporige last voordoet.

Het werkelijke rendement over 2015 van de belanghebbende was hoger dan de geheven vermogensrendementsheffing. Daarom was volgens het hof in dit jaar geen sprake van een individuele en buitensporige last. In 2016 bedroeg de vermogensrendementsheffing € 7.159 bij een werkelijk rendement van € 4.827. Het inkomen van de belanghebbende en zijn partner was na betaling van belastingen ongeveer gelijk aan de bijstandsnorm. Daarmee was volgens het hof ook voor het jaar 2016 geen sprake van een individuele en buitensporige last. Het hof baseerde dat oordeel op de gehele financiële situatie van de belanghebbende. Van belang vond het hof dat de belanghebbende een eigen woning had, waarop geen hypotheek rustte, waardoor de woonlasten beperkt waren. Ten opzichte van 2015 waren de bank- en spaartegoeden en de beleggingen in waarde toegenomen.

Ook voor de jaren 2017 en 2018 was van een individuele en buitensporige last geen sprake, ondanks dat zich een negatief verschil van het besteedbaar inkomen ten opzichte van de bijstandsnorm voordeed van circa € 3.000.

Bron: Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLINLGHAMS2022597, 20/00627, 20/00628, 20/00629 en 20/00630 | 28-02-2022

Geen recht op compensatie transitievergoeding volgens rechtbank

Bij de beëindiging van een dienstbetrekking op initiatief van de werkgever moet sinds 1 juli 2015 aan de werknemer een transitievergoeding worden betaald. Volgens een arrest van de Hoge Raad is de werkgever ook een transitievergoeding verschuldigd als een slapend dienstverband wordt beëindigd, ook al gebeurt dat op verzoek van de werknemer. Een dienstverband is slapend als de werknemer langdurig arbeidsongeschikt is en het opzegverbod tijdens ziekte is vervallen. De werkgever heeft in die gevallen recht op compensatie van de transitievergoeding. De compensatie wordt betaald door het UWV.

Over het recht op compensatie in gevallen waarin de wachttijd van 104 weken bij arbeidsongeschiktheid voor 1 juli 2015 is verstreken, maar de arbeidsovereenkomst na die datum is beëindigd, wordt door de rechtbanken verschillend geoordeeld. Volgens de rechtbank Den Haag is in die gevallen aan de voorwaarden voor het recht op compensatie voldaan. De compensatie kan niet hoger zijn dan de betaalde transitievergoeding en bedraagt niet meer dan het bedrag aan transitievergoeding dat verschuldigd zou zijn bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst op de dag na het verstrijken van de reguliere termijn van het opzegverbod wegens ziekte. Anders dan het UWV stelt, heeft volgens de rechtbank het feit dat het reguliere opzegverbod wegens ziekte is geëindigd voor 1 juli 2015 niet tot gevolg dat de werkgever geen recht heeft op compensatie.

De rechtbank Overijssel is een andere opvatting toegedaan. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de wetgever ook bij de beëindiging van reeds lang slapende dienstverbanden de compensatieregeling heeft willen toepassen. Dat volgt volgens de rechtbank uit de beperking van de terugwerkende kracht van het recht op compensatie tot 1 juli 2015. De rechtbank meent dat uit het Xella-arrest van de Hoge Raad volgt, dat een werkgever in beginsel alleen gehouden is een slapend dienstverband te beëindigen als hij aanspraak kan maken op compensatie van de transitievergoeding. In de door de rechtbank beoordeelde situaties was dat niet het geval.

Bron: Rechtbank Overijssel | jurisprudentie | ECLINLRBOVE2022428, AWB 21/489 en 21/490 | 10-02-2022

Aflossing Tozo-leningen

Per 1 oktober 2021 is de Tozo beëindigd. Aansluitend is het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 tijdelijk vereenvoudigd tot 1 april 2022. Ondernemers, die onder de Tozo een lening voor bedrijfskapitaal hebben opgenomen, hoeven pas op 1 juli 2022 te beginnen met terugbetalen. Tot die datum wordt geen rente berekend. Voor alle Tozo-leningen geldt dat de looptijd is verlengd van vijf naar zes jaar. De looptijd is de periode vanaf het moment van verstrekking van de lening tot het moment waarop deze moet zijn terugbetaald. Deze wijzigingen in de Tozo zijn in december 2021 aangekondigd en nu in de regelgeving verwerkt.

De regeling is op 26 februari 2022 in werking getreden en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | Staatscourant 2022, Nr. 5559 | 24-02-2022

Regeling TVL eerste kwartaal 2022 gepubliceerd

De Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022 is gepubliceerd in de Staatscourant. Voorwaarde voor subsidie is een omzetverlies van ten minste 30% ten opzichte van de referentieperiode. De subsidie bedraagt 100% van het berekende bedrag aan vaste lasten, met een maximum van € 550.000 voor het mkb en € 600.000 voor grote ondernemingen.

De referentieperiode voor de vaststelling van het omzetverlies is naar keuze van de ondernemer het eerste kwartaal van 2019 of het eerste kwartaal van 2020. Het eerste kwartaal van 2019 was nog voor de coronapandemie en is aldus een representatief referentiekwartaal. In het eerste kwartaal van 2020 waren er geen beperkende maatregelen, behalve in de laatste twee weken van het kwartaal.

Bedrijven, die na 31 december 2018 maar voor 1 oktober 2019 zijn gestart, kunnen het eerste kalenderkwartaal van 2020 als referentiekwartaal gebruiken. Zij kunnen ook kiezen voor het eerste volledige kalenderkwartaal na inschrijving in het handelsregister. Ondernemingen, die na 30 september 2019 in het handelsregister zijn ingeschreven, kunnen kiezen voor het derde kwartaal van 2020 of het eerste kwartaal na inschrijving. Voor ondernemingen, die na 30 maart 2020 zijn ingeschreven in het handelsregister, geldt het derde kwartaal van 2020 als referentieperiode.

Aanvragen voor de TVL over het eerste kwartaal van 2022 kunnen worden ingediend tot en met 31 maart 2022 om 17.00 uur.

De hardheidsclausule voor de TVL voor het vierde kwartaal van 2021 voor ondernemers, die in de referentiekwartalen door zwangerschap en/of bevalling niet over een representatieve referentieomzet beschikken, is door de Europese Commissie goedgekeurd. De hardheidsclausule is in de regeling opgenomen, waardoor RVO.nl de ingediende aanvragen met een beroep op de hardheidsclausule kan beoordelen.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | besluit | Staatscourant 2022, Nr. 6024, | 24-02-2022

Toelichting werkwijze Belastingdienst ten aanzien van arrest box 3

De staatssecretaris van Financiën heeft een toelichting gegeven aan de Tweede kamer over de wijze waarop de Belastingdienst omgaat met het arrest van de Hoge Raad over de belastingheffing in box 3. Omdat het kabinet pas later dit voorjaar een definitief besluit neemt over de gevolgen van dit arrest, kan met de uitkomst daarvan nog geen rekening gehouden worden bij de aangiftecampagne 2021. In het aangifteprogramma 2021 zijn de gevolgen van het arrest niet verwerkt. De aangifte dient op de gebruikelijke manier te worden gedaan. Bij het vaststellen van de definitieve aanslag inkomstenbelasting over 2021 zal rekening worden gehouden met het arrest. De Belastingdienst houdt de aangiftes met box 3 apart tot de automatisering is aangepast en een juiste aanslag kan worden opgelegd. De aangiftetermijn 2021 zal niet worden verlengd tot een aangepast aangifteprogramma beschikbaar is.

Ook in de voorlopige aanslag 2022 is nog geen rekening gehouden met de gevolgen van het arrest. De voorlopige aanslag 2022 voor mensen met inkomen in box 3 kan daardoor te hoog zijn. Voor zover dat het geval is, zal dit bij de definitieve aanslag worden hersteld. De Belastingdienst wil een invorderingspauze bieden voor mensen, die de voorlopige aanslag 2022 (deels) niet betalen. Dat betekent dat er geen (dwang)invorderingsmaatregelen zullen worden genomen als de voorlopige aanslag 2022 niet wordt betaald. De invorderingspauze geldt alleen voor mensen met inkomen in box 3.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2022-0000069725 | 27-02-2022

Verlaging schenkingsvrijstelling eigen woning mogelijk per 2023

In een brief aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën gezegd dat verlaging van de verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning eerder dan per 1 januari 2024 mogelijk is. Afschaffing van deze vrijstelling staat voor die datum gepland.

De verhoogde vrijstelling geldt eenmalig voor mensen tussen 18 en 40 jaar. Deze vrijstelling geldt voor schenkingen van ouders aan kinderen en voor schenkingen tussen derden. De vrijstelling bedraagt € 106.671 in 2022. Spreiding is mogelijk. Als een schenking lager is dan het maximumbedrag van de vrijstelling, geldt de vrijstelling ook voor aanvullende schenkingen voor de eigen woning van diezelfde schenker in de twee volgende kalenderjaren. De voorgenomen afschaffing van de vrijstelling zal deel uitmaken van het Belastingplan 2023. Of de spreidingsmogelijkheid dan vervalt, is afhankelijk van de nog te kiezen vormgeving van de afschaffing.

Het is mogelijk om de verhoogde vrijstelling per 1 januari 2023 te verlagen. Wel moet dan voor schenkingen tussen ouders en kinderen en voor andere schenkingen hetzelfde maximumbedrag gelden. Daarbij moet rekening gehouden worden met bestaande overige vrijstellingen om verwarring te voorkomen. Volgens de staatssecretaris ligt het voor de hand om als ondergrens voor een eventuele verlaging het bedrag van de eenmalige verhoogde vrijstelling tussen ouders en kinderen van € 27.231 te hanteren. Dit komt voor schenkingen in ouder-kindrelaties de facto neer op een afschaffing.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 28-02-2022

Bijzonder uitstel van betaling en voorlopige aanslag 2022

In verband met de coronacrisis geldt voor ondernemers met betalingsproblemen de mogelijkheid van bijzonder uitstel van betaling van belastingen. Het bijzonder uitstel geldt tot 1 april 2022. Dat houdt in, dat alle belastingen waarvoor een ondernemer bijzonder uitstel heeft verkregen en waarvan de uiterste betaaldatum vóór 1 april 2022 ligt, voorlopig niet betaald hoeven te worden. Na afloop van het bijzonder uitstel geldt een betalingsregeling. Volgens deze regeling kunnen ondernemers de opgebouwde belastingschuld in 60 maanden aflossen, ingaande op 1 oktober 2022.

Vanaf 1 april 2022 moeten ondernemers voldoen aan alle nieuwe betalingsverplichtingen.

Voorlopige aanslagen 2022

Voorlopige aanslagen inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting 2022 vallen onder de regeling bijzonder uitstel. Voor ondernemers die hebben aangegeven de voorlopige aanslag in termijnen te betalen en die bijzonder uitstel van betaling hebben tot 1 april geldt dat het gehele bedrag van de voorlopige aanslag 2022 in het bijzonder uitstel valt. De termijnen van april tot en met december 2022 worden opgenomen in de betalingsregeling, die op 1 oktober 2022 van start gaat.

Bron: Belastingdienst | publicatie | 01-03-2022

Einde generieke coronamaatregelen

Het kabinet heeft in een brief aan de Tweede Kamer bekendgemaakt dat het generieke steunpakket voor ondernemingen met ingang van het tweede kwartaal van 2022 wordt beëindigd. Dat betekent concreet dat de NOW, de TVL en het generieke uitstel van belastingbetalingen per 1 april 2022 niet langer beschikbaar zijn. Ook komt een einde aan de tijdelijk vereenvoudigde uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen.

In de toekomst wil het kabinet maatregelen nemen vanuit een breder perspectief dan alleen de belasting van de zorg. Dan zal ook rekening gehouden worden met de maatschappelijke en sociaaleconomische kant van maatregelen. In de loop van maart komt het kabinet met een uitwerking en een langetermijnvisie op de vormgeving van het steunpakket.

Doorlopende maatregelen

Verschillende specifieke regelingen lopen door na het eerste kwartaal van 2022. De evenementengarantieregelingen worden samengevoegd en lopen door tot en met september 2022. De tijdelijke garantie- en kredietregelingen KKC en GO-C en het borgstellingskrediet voor de landbouw (BL-C) worden verlengd tot en met juni 2022. De BMKB-C blijft opengesteld tot en met het tweede kwartaal van 2022. De Qredits-overbruggingskredieten voor bestaande ondernemers en starters worden verstrekt tot en met juni 2022.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | publicatie | CE / 22075312 | 24-02-2022

Equivalente maatregel akkerbouw

Bedrijven met akkerbouw kunnen zich tot en met 1 juni bij RVO.nl aanmelden voor het toepassen van de equivalente maatregel ‘hogere opbrengsten’. Dit houdt in dat extra stikstofbemesting wordt toegestaan bij de teelt van suikerbieten, zaaiuien, maïs, wintertarwe, zomertarwe, wintergerst, zomergerst, bloemkool, broccoli, prei, slasoorten (1e teelt), andijvie (1e teelt), winterpeen/waspeen en bepaalde consumptie- en pootaardappelsoorten. Voorwaarde is dat in de afgelopen drie jaar bovengemiddelde gewasopbrengsten gerealiseerd zijn.

Er gelden onder meer de volgende voorwaarden:

  • Er mag niet meer dan 75 kg stikstof per hectare per jaar gebruikt worden uit drijfmest op zandgrond in Limburg of Noord-Brabant en op lössgronden. Op zandgrond in andere provincies, kleigrond en veengrond is dit maximaal 100 kg.
  • Het gewas mag na 1 juli niet meer bemest worden met drijfmest. Voor extra bemesting mag alleen stikstofkunstmest gebruikt worden.
  • De gewasopbrengst moet rechtstreeks geleverd worden aan afnemers. Gewasopbrengsten die op het eigen bedrijf gebruikt worden of niet rechtstreeks worden geleverd aan afnemers, tellen niet mee.
  • Men moet meewerken aan de monitoring van de milieueffecten.
  • Uit een samenstellingsverklaring van een accountant moet blijken dat de geleverde gewasopbrengst overeenkomt met het schriftelijke bewijs van de landbouwer.
  • Alle gegevens, zoals schriftelijk bewijs en een samenstellingsverklaring, moeten vijf jaar bewaard worden.

De equivalente maatregel mag gecombineerd worden met stikstofdifferentiatie, mits het niet om hetzelfde gewas gaat. Gezien de beperkingen in het gebruik van drijfmest, de hoge kunstmestprijs en de benodigde samenstellingsverklaring is het echter de vraag of deelname aan deze maatregel aantrekkelijk is.

Bron: Overig | publicatie | 23-02-2022